In het pikkedonker stuiteren ik en 17 andere onverschrokken (of zwaargestoorde, het is maar net hoe je het ziet) triathleten over de golven in een übercool speedbootje. Dat gaat hard! De haven van het Lysefjord verdwijnt steeds verder uit beeld. IJskoude watervallen storten zich van de berg af in he Fjord. ‘Pfff, dat hele stuk moeten we straks terug zwemmen!’ denk ik. En vervolgens ‘Wat is het hier fabuleus mooi!’ We stappen uit op een kleine landtong van waaraf we te water mogen gaan. Het water is koud, ergens tussen de 11 en 13 graden. Het startsein gaat. Tot mijn verbazing zwemmen de anderen niet in rap tempo bij me weg. Er zwemt iemand vlak voor me precies mijn tempo. Ik besluit geen energie te verspillen en zwem er relaxt achteraan. In de 1.54 uur lange zwemtocht met stroom tegen die volgt, besluit mijn haas pas de laatste paar honderd meter dat hij ook wel even gebruik mag maken van mijn slipstream. Geen probleem natuurlijk. Wel tof dat ik daardoor voor hem en als vijfde (of zo) uit het water kom.
Een week voor de start verscheen het volgende bericht van de organisatie in de geheime Facebookgroep van de eerste editie van de Thor Xtri: ‘Neem genoeg kleren mee, de eerste Thor Xtri gaat een episch avontuur worden!’ Dat maakte me nog nerveuzer dan ik al was voor mijn eerste hele triathlon. Episch betekent in de terminologie van onze Noorse vrienden namelijk: Het gaat de hele dag regenen, het water is ijskoud en als je pech hebt steekt er ook nog een storm op. Ik dacht ‘Ok, blijven ademhalen Brandje. Je hebt nog nooit een hele triathlon gedaan. Je haat fietsen in de regen. Je hebt nog nooit gezwommen in water kouder dan 14 graden… Niet starten is geen optie. Je hebt dit avontuur aanvaard, je gaat starten! Tenzij je een been breekt, ga je finishen ook.’ Toch nog maar snel neopreen handschoenen en sokken gekocht en een neopreen badmuts geleend van Astrid. Gelukkig maar, want dat neopreen, en mijn laagje spek, heeft me de hele zwemtocht warm gehouden.
In de wisselzone aan de kant staan Ronnie, mijn skatje, en de andere supporters me op te wachten. ‘Gaat het?’ vragen ze. ‘Ja, het gaat prima!’ antwoord ik. Aan hun gezichten zie ik dat ze me niet geloven. Toch is het echt zo. Bij mijn fiets aangekomen tref ik een klappertandende Karin en Onno, de twee andere Nederlandse deelnemers, die aan het opwarmen zijn in de auto. Met een berichtje van Karin via Facebook is dit avontuur begonnen. ‘Ik weet dat je van extreme tochten houdt, voor de eerste editie van de Thor Xtri zoeken ze nog vrouwen. Zin om mee te doen?’ schreef ze. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Ik was al in voorbereiding voor de Embrunman, ook een hele triathlon maar dan in Frankrijk. De Thor Xtri klonk als een tocht die beter bij me past, laten we het erop houden dat ik het liever te koud dan te warm heb.
Met wat hulp van Ronnie krijg ik mijn neoprene zwemvachtje uit en mijn favoriete Fusion triathlonkleren aan. Snel op naar de eerste zware klim. En die klim is serieus zwaar. En lang. En net als tijdens de Inferno vorig jaar heb ik weer materiaal problemen. Het kleinste verzet pakt niet goed. Tot 4 keer toe mag ik mijn ketting lospeuteren en weer terugleggen. Blijkbaar tijdens het vervoer met de KLM toch de derailleur wat verbogen. Kan niet anders want na het bezoek aan ‘De Wolf Fietsen’ was mijn fiets tiptop in orde. Ook mijn Garmin stopt ermee. Vervelend want die geeft de fietsroute weer. Afijn, ik word tijdens het euvel met de ketting steeds door mensen ingehaald, maar kom toch als 10e bij Ronnie aan op 40km. Snel de batterijen van de Garmin gewisseld. Geruststellend staart het plaatje van de route me weer vanaf mijn stuur aan.
Binnen twee kilometer valt de Garmin echter spontaan van mijn fiets. Batterijen op de weg, onderdelen overal. Alles weer in elkaar gefreubeld en op de fiets gezet. Oh nee! Hij doet het niet meer! Ik besluit door te rijden en te hopen dat de route goed is uitgezet. Ik kom in mijn ritme. Lekker naar beneden langs prachtige meren en bergen. Jippie! Dat gaat hard. Maar, waar is iedereen? Zo langzaam ga ik toch niet? Na zo’n 20km komt er een auto naast me rijden. Het raampje gaat open: ‘You are going the wrong way!’ hoor ik de bestuurder zeggen. Gelukkig word ik met de auto teruggezet op het parcours, zo’n 10km na het punt waar ik verkeerd reed. Vanaf dat moment kom ik echt in mijn element. Prachtige omgeving: bergen, watervallen, meren, heidevelden, glooiende wegen en glad asfalt. Geweldig, hier ben ik voor gekomen.
Mijn skatje zorgt ervoor dat ik niet meer verdwaal door steeds met de auto naar elke afslag te rijden en me de weg te wijzen. Op 110 km wordt mijn fiets gefikst door een mechanicus. Ik eet wat, ik drink wat, mijn benen draaien en de regen stopt zowaar ook even. Na 130km zie ik opeens een andere deelnemer voor me rijden. Hij heeft het zwaar, ik haal hem in. Hij weet te melden dat er zelfs nog iemand achter me zit. Prima, ik wil alleen maar finishen. Het blijft lekker gaan, het gat met mijn voorliggers wordt kleiner. Na 160 km heb ik er plots genoeg van. Ik wil in de wisselzone zijn. Een saai stuk met wind tegen volgt. ‘He bah, daar heb ik geen zin in.’ denk ik. Ik haal nog wat mensen in.
In de wisselzone zijn ook weer andere deelnemers. Ik trek mijn natte sokken en fietsschoenen uit, mijn hardloopschoenen aan en wissel van bovenkleding. Rugzakje om en gaan. De eerste 18km blijkt te bestaan uit saaie landweggetjes en wat minder saaie duinpaadjes. Loopt wel lekker makkelijk. Ik haal 3 mannen in. Ik werk een gelletje naar binnen. Dan stoppen de pijlen opeens bij een boerderij. Waar moet ik heen? Vertwijfeld kijk ik op mijn horloge, waar de looproute als een kruimelspoor in staat. De 3 net ingehaalde mannen komen om de beurt ook aan bij de boerderij. Zij snappen het ook niet. Uiteindelijk blijken we door het gesloten hek, over het modderige koeienpad te moeten. Logisch.
Een prachtig stuk ‘pad’ langs de zee volgt. Klauteren over grote rotsblokken, soppen door natte veengrond, sloffen over zandige stranden. Ik geniet. Nou ja, voor zover dat nog mogelijk is natuurlijk. Ik besef me dat bijna al mijn favoriete trainingsvormen samenkomen in deze race, zelfs het klauteren over de Dörintherklippen. Na zo’n 24km spot ik mijn skatje in looptenue, die me door de laatste 20km lopen zal helpen. Wat ben ik blij om hem te zien. Wat heerlijk dat hij een flesje cola bij zich heeft. Echt gezellig ben ik alleen niet meer. Ik zit vol in de Joan Collins ‘Need a Snicker?’ moppermodus. ‘Ik wil wandelen. De tweede helft van loopparcours is saai. Het is hier lelijk. Ik wil wandelen. Mijn maag wil niet meer. Ik heb pijn. Zijn we er al?’ Ondanks dit alles halen we toch weer mensen in en blijft mijn skatje zijn optimistische zelf.
En dan, na bijna 17 uur afzien, komt de finish in zicht. Gelukkig begint het weer te regenen, zodat we toch in sfeer eindigen. Karin, die eerste dame is geworden, wacht bij de finish op me met een biertje. Ik heb het gehaald. Ik ben een Ironman, ik bedoel Ironwoman. Oh nee, ik ben een Thor Xtri dwerg! Of te wel, ik heb mijn eerste hele triathlon volbracht. 5e finisher overal. Hoe is het mogelijk? Het besef van de prestatie die ik heb volbracht dringt nog niet echt door. Nu, een week later, nog niet eigenlijk. Het voelt heel ‘normaal’. Ik heb het niet heel zwaar gehad. Natuurlijk ben ik wel blij dat ik de finish gehaald heb. Dat ik geslaagd ben.
Nieuwe plannen heb ik nog niet gemaakt. Ik ben wel voorzichtig aan het dromen. De Celtman? Revenge op de Inferno? Of toch een spontaan ander avontuur? De lange extreme triathlon is me wel bevallen. Iemand suggesties voor een nog niet ontdekte parel?
Door: Janna Brand