Vandaag gaat het gebeuren! Anderhalf jaar nadat ik begonnen ben met triathlon, start ik vandaag in een race waarvoor ik uberhaupt lid werd bij TVR: een hele triathlon, in Almere. Niek van Zijl blikt terug op zijn debuut.Ik heb heerlijk geslapen, van zenuwen heb ik (nog) geen last. Terugkijkend weet ik ook waarom: ik ben goed voorbereid. Mijn fiets staat al in Almere en mijn tas met wetsuit staat ingepakt klaar. Ik heb maandenlang getraind, mijn voedingsplan is af, en ik heb veel uitgepobeerd in andere wedstrijden. Nothing new on racing day neem ik toch wel ter harte. Behalve die afstand, die is toch echt nieuw. En ja, ik heb allerlei verhalen gehoord. Ga ik het wel halen?
Mijn aanloop naar Almere begint in Klazienaveen, 24 augustus 2014. Ik finish mijn eerste halve triathlon, net iets onder de 5 uur. Hoewel ik moe ben, ben ik ook voldaan! Dit smaakt naar meer!
De dag erna nestelt het idee van “Almere” zich in mijn achterhoofd. Daar ga ik eens starten…
Tot aan de jaarwisseling blijft het vooral bij een idee. Wel schrijf ik me vast in voor de marathon van Rotterdam. Met een broertje die al meerdere marathons gelopen heeft, kan ik natuurlijk niet achterblijven. Zodoende sta ik op 12 april klaar voor de marathon van Rotterdam. Startvak D: finishtijd tussen de 3u00 en 3u30. Achteraf een combinatie van overenthousiasme, jeugdige onbezonnenheid, en slechte voorbereiding: door een voetblessure 5 weken voor de marathon is de voorbereiding belabberd en mijn langste duurloop niet meer dan 21 km geweest. Daar betaal ik de prijs voor. Bij de 25km schiet het zuur in de benen als ik de Erasmusbrug oploop, en dat komt er niet meer uit. Mijn hartslag is gierend hoog en strompelend kom ik over de finish. Toch ben ik blij, want Hillie heeft ‘m ook gelopen, en samen kunnen we nog lang nagenieten van dit avontuur.
Supportive en begripvol als ze al die maanden is geweest, staat Hillie op Racing Day met me op om me naar Almere te vergezellen. In de auto kan ik de laatste dingen bij elkaar rapen, rustig eten (krentenbollen!), en de route naar de start vinden. Eenmaal daar bedenk ik me dat mijn startnummer tattoo’s nog geplakt moeten worden, en dus sta ik met ontbloot bovenlijf op de parkeerplaats te rillen om die apparaten op te plakken. Dat ik stond te rillen had me moeten waarschuwen, maar ik doe er nu niks mee. Later krijg ik daar spijt van! Nadat de tattoo’s goed geplakt zijn, lopen we naar de wisselzone. De dag ervoor had ik mijn fiets al neergezet, mijn loop- en fietskleren opgehangen, en de routes al geinspecteerd. Echter, op dit vroege uur is het een drukte van jewelste. Overal atleten, fietsen, tassen, fietspompen, noem het maar op. Wat een sfeer hangt hier. Maar bovenal, die muziek! Ik word overweldigd, en kan ik een paar tranen moeilijk wegslikken. Na een laatste inspectie aan de fiets en een kort praatje met Pieter, die iets later de halve start, trek ik mijn wetsuit aan. Ik geef Hillie een laatste kus door het hek heen en loop naar de zwemstart. Nu gaat het echt gebeuren!
Toch leek het daar lang niet op. Van mijn marathon-ervaring in arpil heb ik veel geleerd, maar ik durf me echt nog niet in te schrijven voor Almere. Pff, ook nog eens 180 km fietsen en 3,8 km zwemmen? Mensen in mijn omgeving verklaren me voor gek. Behalve bij TVR. Daar loopt een bak aan ervaring (en verhalen!) rond, en regelmatig luister ik aandachtig naar andersmans ervaringen en tips. Over de voorbereiding, “20 uur in de week moet je wel vanuit gaan” of “8000 km fietsen, 2000 km lopen, en 100 km zwemmen was mijn totale voorbereiding”, doen me toch een paar keer slikken. Over je voeding, “blijven eten, blijven eten, ook al wil je niet meer!”. Over hoe te plassen op de fiets, “gewoon laten lopen joh en met wat water afspoelen!”. Over materiaal: “Niek, je mag je fiets weleens schoonmaken”. Die heb ik overigens zeker meer dan 1 keer gehoord. Maar altijd komt boven hoe bijzonder de ervaring toch wel is. Dat wil ik ook meemaken!
Als ik om half 8 in het water lig, begint het langzaam licht te worden. Het begin van een bijzondere dag. Zodra het startschot klinkt, denk ik nog even aan de opgave voor me, maar daarna ga ik. Heel even is er de drukte, maar al gauw vind ik de rust in mijn slag en zwem ricthing de eerste boei. Ik ben verrast door de enorme helderheid van het water. Je kunt de algen en wieren zien groeien op de bodem, en je kunt makkelijk de benen van je voorganger volgen. Dankbaar maak ik hier gebruik van, hier heb ik in het zwembad op getraind. Ik denk terug aan alle opmerkingen van Tim, Lieke en Marcel, maar ook andere TVR-leden, en blijf op mijn techniek letten. In dit heldere water is dat goed te doen. Beide rondes zijn eigenlijk gauw voorbij, en ik kom relaxt het water uit. Wat blijft dat zwemmen toch mooi, en wat heb ik toch een progressie geboekt, denk ik tevreden.
Die progressie had wel een stimulans nodig. Na mijn aanklooien in de voorbereiding op de marathon vraag ik Gerard begin mei of hij mijn schema’s kan maken. Daarmee komt er structuur in mijn trainingen, en gaat de frequentie en duur omhoog. Halverwege juni gaat de halve van Terheijden erg lekker, en eind juni verzamel ik de moed en schrijf me in voor Almere. Vanaf dan kan ik niet meer terug.
Eenmaal op de fiets besef ik me dat ik het koud heb. Erg koud! De weersvoorspelling mag dan wel zo’n 20 graden zijn voor vandaag, in de ochtend is het nog koud en bewolkt. Daarnaast ben ik nat van het water. En triatleet als ik ben, wilde ik natuurlijk alleen een trisuit aan. Geen jackje gepakt, geen armstukken, alleen maar koude armen. Stom, stom, stom. Tuurlijk is het koud, denk ik bij mezelf. Dat heb je vanochtend toch ook gemerkt. Het eerste uur gaat dan ook niet lekker. Mijn armen worden gevoelloos en ik word veel ingehaald. Daarnaast slaat de kou op m’n blaas, en al na 60 km moet ik afstappen. Ik besluit het advies “het gewoon te laten lopen” maar in de wind te slaan. Mijn broek zit te strak, opstropen lukt niet, dus sta ik weer mn halve trisuit uit te doen. Na dit korte maar prettige intermezzo rij ik mijn ronde verder, toch wel genietend van het weidse landschap. Tegelijkertijd ben ik ook in trance. Ik let op mijn snelheid, mijn cadans, mijn ademhaling, mijn hartslag, maar ook op de weg en andere deelnemers. Ik let op de wind, zorg dat ik genoeg drink, en gelukkig lukt het me goed mijn vloeibare, 2:1 voeding op te nemen. Zo kom ik de uren wel door. Net wanneer ik bedenk dat ik het eindelijk warm begin te krijgen, begint de wind me parten te spelen. Tegen de wind moet ik soms onder de 30 km/u trappen om mijn hartslag niet teveel te laten oplopen. Meerdere malen schiet nog zo’n tip door m’n hoofd: “Niek, Doseren, wachten wachten. De laatste 20km, daar wordt je resultaat bepaald”. Ik blijf het dus rustig aan doen, ook tegen de wind in, want ik wil vandaag gaan finishen, en daarvoor moet ik genoeg overhebben voor die marathon.
Drie weken voor Almere had ik nog een test-case op het programma staan: wederom Klazieneveen. Waarom weet ik niet: Het is aan de andere kant van het land, het zwemwater is nog erger dan de Boonervliet (je komt als Shrek het water uit), en het fietsparcours is bochtig en heeft 3 gemene klimmen. Toch sta ik er aan de start na Nederland doorgetourd te hebben met Reinard. Het is warm en het fietsen valt tegen door de stevige wind. In het begin begrijp ik het niet; ik ben veel beter getraind dan vorig jaar, waarom zit er geen puf in? Totdat ik om me heen kijk en zie wat de wind met het veld gedaan heeft. Het geeft me vertrouwen, maar hierdoor weet ik ook hoe anders een wedstrijd kan zijn als er veel wind staat. Die trainings- en wedstrijdervaring werpt hier nu zijn vruchten af!
Richting het einde van de 180 km merk ik dat ik wel klaar ben met dat fietsen, en ernaar uitzie dat barrel helemaal aan de kant te gooien. Wat blijft het toch een pleuris end. Bij het inrijden van de wisselzone zie ik mijn support staan, wat geweldig om ze allemaal te zien! Rustig kleed ik me om, om ze vervolgens aan het begin van mijn looprondje weer te zien. Verbaasd loop ik ze voorbij, me afvragend of ik nu al begin te hallucineren of dat ze wel een hele snelle sprint getrokken hebben.
Mijn eerste rondes gaan daarna heerlijk. Ik ben echt blij dat ik van de fiets af ben, ik kan weer andere spieren gebruiken, en ik voel me verderlicht. Rustig laat ik mijn hartslag ook iets oplopen, tot een ritme dat lekker voelt. Het geweldige aan dit parcours is dat er iedere 10 minuten wel een verzorgingspost staat. Op die manier kun je uitkijken naar die posten, maar ook je voeding- en drinkpatroon er op instellen. Ik besluit om-en-om een gelletje en een bekertje water te nemen. Zo moet ik genoeg binnenkrijgen, bedenk ik dan. Ik voel me goed, heb nog energie. Heeft die speciale voeding die ik op de fiets gebruikte, dan toch geholpen?
Ergens vroeg in juli, op een TVR-lezing van Eric van der Linden hoor ik voor het eerst van 2:1 voeding, ofwel 2 delen glucose en 1 deel fructose. Hierdoor kan je 50% meer koolhydraten opnemen, wow! Ik zie dat er meerdere merken zijn die 2:1 voeding aanbieden, waaronder High5. Toevallig is dat hetzelfde merk als de voedings in Almere, en nadat een proefpakketje goed bevalt, koop ik een 2 kg bus om vanaf dan altijd mee trainen. Hiermee raak ik gewend aan hoe het spul valt. Goed gelukkig, alhoewel ik tijdens een training merk dat het wel erg vloeibaar is. Met de tip “blijven eten” in het achterhoofd neem ik me voor in Almere toch ook maar een paar gels aan te nemen.
Bij het begin van een nieuwe loopronde loop ik iedere keer langs de finish, om vervolgens net af te slaan, een nieuwe ronde in. Het levert iedere keer een dipje op, zo dichtbij te zijn, maar toch ook nog zo ver weg. Gelukkig staat mijn support-team precies hier iedere keer aan te moedigen, terwijl ik in het voorbijgaan een update geef van mijn fysieke en mentale gemoedstoestand. De eerste rondes zeg ik dat ik zo nog wel uren door kan lopen, maar vanaf de derde ronde begint het “toch wel pijn te doen”. Echter, de hartslag die ik mezelf had opgelegd moet ik van mezelf blijven lopen. Aan de andere kant beloof ik mezelf ook niet te gaan wandelen, terwijl de verleiding groter wordt met die Vierdaagse om me heen. Toch zet ik door. Op het lopen pluk ik de vruchten van het “rustige trainen”, “vetverbranding aanzetten” , “ zone 1 trainen” en “nog-kunnen-praten-trainen”, en merk dat ik inderdaad ook door kan gaan. Halverwege de 4e ronde komt langzaam het besef dat ik het ga halen. Tuurlijk voel ik m’n benen, maar wat had ik dan verwacht? Ik blijf stug doorlopen en me als een autist vastklampen aan het aftellen van de kilometerbordjes. De laatste stappen langs het Weerwater richting de wisselzone zijn erg speciaal maar ook emotioneel. Ik denk terug aan de trainingsuren, de drukke weken en mijn aarzeling om daadwerkelijk een hele te doen, maar ook ben ik blij met het feit dat ik dit uberhaupt kan doen. Ik denk terug aan alle verhalen die ik heb gehoord en bedank alle TVR-leden voor hun gevraagde en ongevraagde tips, die ik allemaal als ‘bagage’ meenam in mijn voorbereiding en tijdens de wedstrijd. Ik bedank Gerard voor de fijne schema’s, ook al was ik niet altijd even trouw. Ook bedenk ik me dat dit het inderdaad allemaal waard was. Waar een groot deel van de wedstrijd ‘overleven’ is en ik gefocust was, kan ik nu echt genieten van iedere stap die ik zet. De ontlading is er, eindelijk mag ik afslaan, de rode loper op. Langzaam (zo hard loop ik dan ook niet meer) zet ik mijn laatste stappen richting de finish. En terwijl ik dat doe, denk ik stiekem al na over een volgende keer…